Hoofdstuk I. Voorwerp en toepassingsgebied van de code.
Artikel 1/1: De deontologie van het beroep van begrafenisondernemer omvat alle principes, regels en gebruiken die iedere ondernemer moet naleven en als leidraad moet nemen in de uitoefening van het beroep.
Artikel 1/2: De bepalingen van deze code zijn van toepassing op alle begrafenisondernemers die lid zijn van de verenigingen en organisaties die deel uitmaken van FUNEBRA vzw. Deze zijn verklarend en niet limitatief. Zij kunnen overeenkomstig worden toegepast.

Hoofdstuk II. Fundamentele beginselen.
Artikel 2/1: De vrije keuze van begrafenisondernemer door de persoon bevoegd om te voorzien in de uitvaart is een fundamenteel beginsel. Iedere ondernemer moet zich houden aan deze keuzevrijheid en ervoor zorgen dat die in acht genomen wordt.
Artikel 2/2: Iedere poging tot direct of indirect wegkapen van klanten, via een mondelinge of geschreven overeenkomst in welke vorm dan ook, is verboden.
Artikel 2/3: De vrij gekozen ondernemer handelt altijd correct en begripvol, en onthoudt zich van iedere inmenging in familieaangelegenheden.
Artikel 2/4: De ondernemer moet even zorgvuldig omgaan met alle overledenen, ongeacht hun sociale situatie, hun nationaliteit, hun overtuiging, hun reputatie en de gevoelens die hij/zij ten opzichte van hen ondervindt.
Artikel 2/5: Het beroepsgeheim is verplicht, ongeacht de omstandigheden. Dit houdt in hetgeen de familie meegedeeld kan hebben aan de ondernemer en omvat alles wat hij/zij gezien, gekend, vernomen, vastgesteld, ontdekt of hem/haar verbaasd heeft bij de beroepsuitoefening.
Artikel 2/6: De ondernemer moet zich bewust zijn van zijn sociale plichten tegenover de gemeenschap.
Artikel 2/7: De ondernemer moet zich, zelfs buiten de beroepsuitoefening, onthouden van iedere handeling die zijn/haar eer of waardigheid kan aantasten.

Hoofdstuk III. Vakbekwaamheid.
Artikel 3/1: Het uitoefenen van het beroep van begrafenisondernemer is een morele en deskundige taak. Om deze taak te vervullen moet de ondernemer volledig gekwalificeerd zijn en altijd de menselijke waardigheid in acht nemen.
Artikel 3/2: De ondernemer moet op de hoogte blijven van de wetgeving, de reglementen en de gewoonten en gebruiken teneinde de klanten de best mogelijke dienstverlening te bieden.
Artikel 3/3: De ondernemer moet de handelswetten en de wetgeving op de handelspraktijken naleven.
Artikel 3/4: De ondernemer zorgt dat hij/zij altijd hoogwaardige dienstverlening verstrekt. Dit kan alleen met professionele materialen en installaties die tegemoetkomen aan de minimumvereisten voorzien in de verschillende reglementeringen.

Hoofdstuk IV. Reclame.
Artikel 4/1: De reputatie van een ondernemer berust in de eerste plaats op zijn/haar professionele bekwaamheid en integriteit. Indien er directe of indirecte reclame wordt gevoerd, moet deze tot stand gebracht worden op basis van en volledig volgens de wetgeving op de handelspraktijken. Agressieve, intimiderende, repetitieve en uitdagende of schokkende reclame is echter verboden.
Artikel 4/2: De vermeldingen op facturen, briefpapier, bestelbonnen, reclamegeschriften enz. zullen in overeenstemming zijn met de wetgeving op de handelspraktijken en in naleving van de beroepseigen regels rond tact en waardigheid.
Artikel 4/3: De ondernemer mag geen melding maken van een bekwaamheid die hij/zij niet bezit.
Artikel 4/4: Iedere publicitaire uitbuiting van een professioneel succes ten gunste van een persoon, een groep, een onderneming, een instituut of een school is verboden.

Hoofdstuk V. Facturatie en dossierbeheer.
Artikel 5/1: Het aanrekenen van duidelijk overmatige prijzen en/of erelonen of van stelselmatig minder dan de normale prijzen vormt een inbreuk op deze code en kan, onverminderd rechterlijke tussenkomst, leiden tot de toepassing van tuchtsancties.
Artikel 5/2: De ondernemer moet per uitvaartorganisatie een dossier bijhouden (bijvoorbeeld: document met administratieve inlichtingen, bestelbon, facturen, enz.), een kopie maken van alle nodige documenten die kunnen dienen als antwoord op vragen om administratieve inlichtingen van openbare instellingen, alsook in het geval van een geschil met de persoon bevoegd voor het voorzien van de uitvaart.
De door de familie in vol vertrouwen beschikbaar gestelde documenten en inlichtingen mogen niet op eigen initiatief en met een commercieel doel worden doorgegeven aan besturen, openbare of particuliere instellingen, tenzij de familie hierin heeft toegestemd. Deze overdracht moet in ieder geval gebeuren in naleving van de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de Europese regelgeving over dit onderwerp (GDPR).

Hoofdstuk VI. Collegialiteit.
Artikel 6/1: Collegialiteit is een primordiale plicht. Deze moet uitgeoefend worden met inachtneming van de belangen van de klanten.
Artikel 6/2: De ondernemers moeten onderling goede collegiale betrekkingen onderhouden en elkaar hulp verlenen. Het getuigt van goede collegialiteit om voor zover mogelijk nu en dan een verhinderde collega te vervangen.
Artikel 6/3: De ondernemers moeten elkaar morele bijstand verlenen; zij zijn verplicht een onterecht aangevallen collega te verdedigen. Het is verboden een collega te belasteren, zwart te maken of geruchten door te vertellen die hem/haar benadelen in de beroepsuitoefening.
Artikel 6/4: Een professioneel meningsverschil mag alleen aanleiding geven tot openbare polemieken door tussenkomst van de woordvoerder van de federatie die door de raad van bestuur van de federatie belast is met de presentatie van dit dossier.

Hoofdstuk VII. Communicatie met en informatie naar privépersonen en beroepsbeoefenaars.
Artikel 7/1: Via de media kunnen ondernemers inhoud als voorlichting voor het publiek doorgeven en conferenties houden, op voorwaarde dat de regels van tact, waardigheid en bedachtzaamheid eigen aan het beroep worden nageleefd en er geen enkele reclame wordt gemaakt ten gunste van de privébezigheden of de activiteit van een bepaalde instantie.
De ondernemer zal op voorhand zijn/haar raad van bestuur inlichten en het onderwerp, de datum en het tijdstip van de verspreiding doorgeven. In een eventueel nodige spoedvergadering kan de raad van bestuur van de plaatselijke vereniging zich kanten tegen de opname en/of verspreiding.
Artikel 7/2: De begrafenisondernemer zal aan de raad van bestuur van zijn/haar vereniging kunnen vragen om de persoonlijke website te bekijken om te verifiëren dat deze goed overeenstemt met de deontologische code. Na verificatie en afstemming kan de website het label (logo) van FUNEBRA vzw verkrijgen.
Artikel 7/3: Iedere plaatselijke vereniging kan zich voorzien van eigen communicatiemiddelen, perfect afgestemd op de deontologische code. Dit wordt onderworpen aan controle door de raad van bestuur.
Artikel 7/4: De Federatie moet multimedia middelen aanschaffen, die perfecte afgestemd zijn op de deontologische code en onder de verantwoordelijkheid vallen van de secretaris. Dit wordt onderworpen aan controle door de raad van bestuur.
Artikel 7/5: Vrije toegang voor iedereen tot de algemene informatie zal moeten worden gewaarborgd.

Hoofdstuk VIII. Verenigingen van begrafenisondernemers.
Artikel 8/1: De ondernemers kunnen zich verenigen met het doel de uitvoering van hun beroep te vergemakkelijken door het bijeenbrengen van de nodige middelen.
Artikel 8/2: Iedere overeenkomst tot vereniging tussen professionelen moet schriftelijk worden vastgelegd.
Artikel 8/3: De persoonlijke verantwoordelijkheid van de ondernemer of zijn/haar bedrijf ten opzichte van de klant moet intact blijven, ongeacht de verenigingsvorm.
Artikel 8/4: In het kader van een vereniging moeten de deontologische bepalingen volledig worden gerespecteerd.

Hoofdstuk IX. Overeenkomst en relatie met andere beroepsbeoefenaars.
Artikel 9/1: De ondernemers zorgen dat zij perfect beleefd omgaan met andere beroepsbeoefenaars in de uitvaartsector, en dat zij alle onbillijke handelingen zullen vermijden die nadelig zouden kunnen zijn in hun professionele relaties.
Artikel 9/2: Schriftelijke overeenkomsten, goedgekeurd door begrafenisondernemers en derden (bedrijven, groeperingen of verzekeringen), mogen worden afgesloten als de sociale doelstellingen hetzelfde of aanvullend zijn, zonder inmenging van de ene partij in de andere, met de waarborg van vrijheid van beëindiging.
Artikel 9/3: Voordat zij zich engageren, verzekeren de ondernemers zich van de naleving van de vrije keuze van de klanten en de geldende fundamentele beginselen van ons beroep. Iedere beperking van de fundamentele beginselen van deze code in het kader van een samenwerkingsovereenkomst zal gesanctioneerd worden.

Hoofdstuk X. Toepassing en wijziging van de deontologische code.
Artikel 10/1: Iedere ondernemer wordt verondersteld de deontologische code te kennen en die voortdurend en volledig toe te passen. Geen enkele inbreuk door de ondernemers zal kunnen worden toegestaan.
Artikel 10/2: De raad van bestuur van de federatie in de rol van ethische commissie behoudt zich het recht voor alle punten of een deel van de artikelen te wijzigen, aan te vullen of te verwijderen, en deze op te stellen na goedkeuring door de algemene vergadering. Iedereen verbindt er zich toe voornoemde code na te leven, te verspreiden, te bevorderen en te verdedigen.

Hoofdstuk XI. Het comité voor ethiek en bemiddeling.
Artikel 11/1: Binnen iedere Beroepsvereniging of Syndicale Kamer verbonden aan Funebra vzw wordt een comité of raad voor ethiek en bemiddeling gevormd. Hetzelfde geldt eventueel binnen de raad van bestuur van de verschillende regionale federaties.
Bij gebrek aan een comité of raad voor ethiek en bemiddeling zal de raad van bestuur optreden.
Artikel 11/2: Op het gebied van deontologie zijn de ondernemers in eerste instantie verantwoordelijk voor het comité of de raad voor ethiek of bemiddeling; bij gebrek hieraan is dit de raad van bestuur van hun plaatselijke vereniging. Als zij geen deel uitmaken van een vereniging, zijn zij verantwoordelijk voor de Belgische rechtbanken en gerechtshoven.
Artikel 11/3: Op basis van de wetgeving, de gewoonten en gebruiken, de deontologische code en het huishoudelijk reglement, zullen de raden of comités voor ethiek en bemiddeling trachten een billijke oplossing te vinden voor alle vragen die worden doorgegeven.
Artikel 11/4: Iedere clausule of artikel van een reglement, waarin aan een andere collega een bevoegdheid wordt toegekend om deontologische betwistingen tussen collega’s van eenzelfde plaatselijke of regionale vereniging te beoordelen, is verboden.
Artikel 11/5: Een plaatselijke vereniging kan, in het belang van iedereen, een dossier afstoten en doorgeven aan een andere vereniging, die dan belast zal zijn met het beslechten van het geschil.
Artikel 11/6: Als bij een geschil dat zich voordoet tussen leden van verscheidene verenigingen van begrafenisondernemers, na te zijn beoordeeld door ieder van de verenigingen in kwestie, een betwisting blijft bestaan, zal het comité voor ethiek en bemiddeling of bij gebrek hieraan de raad van bestuur van Funebra vzw in laatste instantie tussenbeide komen.

Hoofdstuk XII. Sancties.
Artikel 12/1: Het ethisch comité van iedere regionale vereniging heeft, na beroep op de federale instantie, de uitvoerende macht voor het toepassen van de volgende sancties:
– tot de orde roepen;
– aanmanen tot herstel van de veroorzaakte schade;
– schorsing voor een maximale duur van een jaar;
– intrekken van alle logo’s, kentekens en labels gebruikt binnen de NFBB, of plaatselijke verenigingen of regionale federaties
– uitsluiting.
Artikel 12/2: Uitsluiting zal automatisch ter kennis worden gebracht van de leden van de Federatie.
Artikel 12/3: In geval van uitsluiting kan de belanghebbende 12 maanden na de datum van uitsluiting opnieuw een gemotiveerde kandidatuur indienen bij de raad van bestuur van de regionale federatie van zijn/haar keuze.

Hoofdstuk XIII Beroep.
Artikel 13/1:Het in beroep gaan tegen een plaatselijke beslissing wordt altijd binnen de 30 dagen per aangetekend schrijven ingediend bij de Regionale Federatie (als die bestaat) waarbij de plaatselijke vereniging is aangesloten. Na het verstrijken van deze termijn worden de beslissing en eventuele sancties van toepassing. Als er geen Regionale Federatie bestaat, zal Funebra vzw het beroep in laatste instantie bestuderen.
Artikel 13/2: Het ethisch comité van de Regionale Federatie, buiten de leden die reeds in eerste instantie geoordeeld hebben en de belanghebbenden, kan bij twee derde aanwezigheid een beslissing nemen over de geschilpunten tussen leden en niet-leden, leden en privépersonen, alsook alle geschilpunten met een bestuur, door akte te verlenen via aangetekend schrijven aan de partijen.
Artikel 13/3: De Regionale Federatie behoudt zich het recht voor om de sancties vermeld in Hoofdstuk 12 te verminderen of te verhogen of toe te passen. De voorzitter zal het debat leiden, maar heeft geen stemrecht, ook niet bij een eventueel verzoek om beroep door een lid of een privépersoon tegen een regionaal genomen beslissing of door een of meer regionalen zelf.
Artikel 13/4: De verzoeken worden binnen 60 dagen onderzocht, en zullen na behandeling onverwijld meegedeeld worden aan de partijen.
Artikel 13/5: De leden van de raad moeten de vertrouwelijkheid van de zittingen in acht nemen.
Artikel 13/6: In geval van betwisting van deze beslissing zal binnen de 30 dagen een laatste beroep per aangetekend schrijven worden ingediend bij Funebra vzw, dat binnen de 60 dagen volgend op de indiening van het beroep voor dit doel zal bijeenkomen. De leden van de raad van bestuur die reeds hebben deelgenomen aan voorgaande beslissingen kunnen geen deel hebben in de debatten. De beslissing van Funebra vzw zal definitief zijn.

Hoofdstuk XIV. Initiatiefrecht.
Artikel 14: Om de belangen van het beroep, de vereniging en zoveel mogelijk mensen te beschermen, behoudt Funebra vzw zich het recht voor alle procedures in te stellen bij de verschillende rechtbanken en gerechtshoven, alsook het recht interne sancties of kracht van gewijsde toe te passen, waarbij na voornoemde sancties en uitputting van de verschillende beroepen de federatie kan overgaan tot hun publicatie via de mediakanalen van haar keuze.